Statige boom met een dichte kroon waarbij de onderste takken enigszins doorhangen. Hoogte tot 40 m, breedte tot circa 20 m. De schors blijft lang glad maar krijgt later ondiepe groeven. Jonge twijgen zijn grijsbruin en witachtig behaard, later grijs. Het grote blad is asymmetrisch, zeer ruw en donkergroen. Aan de onderkant is het lichtgroen en behaard. In de herfst kleurt het geel. De scheve bladvoet bedekt één kant van de korte bladsteel, kenmerkend voor iepenblad. Vóór de bladontwikkeling…